news
Huis / Blog / Nieuws uit de sector / Veiligheidsvoorschriften voor grasmaaiers
1. Bij het maaien van het gras mag u niet op blote voeten lopen of sandalen dragen. Over het algemeen dient u werkkleding en werkschoenen te dragen.
2. Bekend met het bedieningsproces, lees aandachtig de instructies van de grasmaaier, weet dat in geval van nood de motor op tijd moet worden uitgeschakeld.
3. Zorg ervoor dat er geen stokken, stenen, draden en ander vuil op het gras liggen, zodat u ze niet opgooit en mensen verwondt door het mes van de grasmaaier.
4. Wanneer u de grasmaaier controleert of onderhoudt, moet u de motor uitschakelen en de bougiekap verwijderen.
5. Controleer voor gebruik alle onderdelen zorgvuldig om er zeker van te zijn dat het maaimes stevig op de maaier is aangesloten. Het is noodzakelijk om oude en beschadigde messen of schroeven in complete sets te vervangen om een onstabiele werking van de machine te voorkomen. Beschadigde messen en schroeven zijn zeer gevaarlijk.
6. Controleer regelmatig alle moeren, schroeven en schroeven
7. Vul alleen buiten brandstof bij en voordat u de motor start. Rook niet tijdens het tanken van de motor. Als de motor draait of de temperatuur hoog is, mag u de tankdop niet verwijderen en niet tanken. Als er brandstof wordt gemorst, start de motor dan niet, maar plaats de grasmaaier uit de buurt van de olievlekken totdat de brandstof verdampt is om brand te voorkomen.
8. Als er mensen, vooral kinderen of huisdieren, in het maaigebied zijn, mag u het gazon niet maaien.
9. Het gras maaien bij mooi weer.
10. Houd bij het starten van de motor uw voeten uit de buurt van het blad van de maaier.
11. Gebruik de machine niet op een plaats waar het uitlaatgas niet glad is om vervuiling van uitlaatgas (koolmonoxide) te voorkomen.
12. Zet de motor af zolang u de grasmaaier verlaat.
13. Laat kinderen of mensen die niet bekend zijn met de machine de grasmaaier niet gebruiken.
14. De machine moet in een goed geventileerde ruimte en uit de buurt van open vuur worden geplaatst.
15. Pas de regelaar niet kunstmatig aan om het motortoerental te hoog te maken.
16. Draag oogbescherming bij het gebruik van de grasmaaier.
17. Verlaag het gaspedaal na het maaien van het gras. Zet de brandstofschakelaar uit als de motor niet in gebruik is.
18. De olie moet worden bewaard in een speciaal voor olie gebruikte container en op een koele plaats worden bewaard. Gebruik in het algemeen geen plastic containers.
19. Zet in een van de volgende situaties de motor af, verwijder de bougiekap en controleer de grasmaaier:
(1) Abnormale trillingen van de grasmaaier (2) Aanraken van vreemde voorwerpen
20. Maai het gras niet terwijl u achteruit loopt.
21. Zet de motor af wanneer de wagen over onverharde wegen, trottoirs of wegen rijdt.
22. Duw de grasmaaier tijdens het werk langzaam naar voren en niet te snel.
23. Bij het maaien van het gras op een hellend veld mag het niet hoog en laag zijn. Wees vooral voorzichtig bij het keren op hellingen. Maai geen gras op zeer steile hellingen.
24. Til of verplaats de grasmaaier niet terwijl u het gras maait.
25. Het gemaaid gras in de opvangzak dient tijdig te worden opgeruimd en voor reiniging uitgeschakeld; en het gemaaid gras moet op de daarvoor bestemde plaats worden gestapeld.3